Column
D'r Joep en het Parkstadgevoel
"Geen mijnsluiting zonder vervangende werkgelegenheid," verklaarde Joop Den
Uyl op 6 december 1965 als minister van Economische Zaken in de
stadsschouwburg van Heerlen. Een kleine 35 Jaar later was het Arnold
Hendriks, directeur Technische Zaken van Roda JC, die soortgelijke woorden
sprak toen de eerste geruchten van een dreigende leegloop de kop op staken.
"Voor elke vertrekkende speler wordt een minimaal gelijkwaardige vervanger
aangetrokken." Of: hoe de geschiedenis zich herhaalt...
Aan het begin van het huidige voetbalseizoen opende Roda JC vol trots de
poorten van haar nieuwe 'Parkstad Limburg Stadion', dat tot de fraaiste van
het land behoort. Chapeau! Maar wat is er na de verhuizing eigenlijk nog
over van het oude Roda, dat strijdlust en aanvalsdrift hoog in het vaandel
voerde en vooral bekend stond als club van het volk? En heeft de sportieve
teloorgang iets te maken met de nieuwe behuizing? Op het moment van
schrijven probeer ik tevergeefs de beschamend slechte wedstrijd tegen RBC
Roosendaal te vergeten, maar hoezeer ik mijn best ook doe, de gelukkige en
nipte overwinning op de zeer nietige degradatiekandidaat heeft er bij
ondergetekende en vele medesupporters flink ingehakt. Dankzij het
abominabele niveau van het Nederlandse voetbal in het algemeen kan de hoge
stand op de ranglijst nog veel verbloemen, maar vele oude getrouwen vrezen
het ergste.
De enige overeenkomst met de club van weleer is het gele shirt, maar
daarmee houdt dan ook elke vergelijking op. Oorzaken zijn er genoeg, maar
er is vooralsnog niemand die er daadwerkelijk iets aan doet. Het ligt
natuurlijk voor de hand om het bestuur aan te wijzen als hoofdschuldige.
Zij verloren in alle commotie rondom het nieuwe stadion het voetbal
volledig uit het oog, verkochten te pas en te onpas de steunpilaren van de
club maar vergaten om adequate vervangers aan te trekken en weigerden tot
op de dag van vandaag om hun fouten te herstellen.
En dan zijn er natuurlijk de technische staf, die verantwoordelijk mag
worden gehouden voor de zouteloosheid van het spel, het gebrek aan visie,
inventiviteit, tactisch vernuft, en de spelersgroep die dit seizoen niet
vooruit lijkt te branden en zich meer bezig lijkt te houden met eventuele
transfers dan het belang van de club en haar fans.
Juist op het moment dat de club haar nieuwe behuizing betrekt dreigt het
fout te gaan. Toeval of niet? Neem nou die naam. In principe is daar niks
mis mee en honderd keer beter dan 'Vast & Goed', 'Wagener & Partners' of
'Fuji Film'. Maar toch...
Is 'Parkstad Limburg' niet de naam die in het leven is geroepen door
omhooggevallen bestuurders en ingeslapen ambtenaren die niet meer
geassocieerd wilden worden met het zwarte mijnverleden en aldus de
geuzenaam Mijnstreek Oost bij het grof vuil zetten? Toeval of niet? En dan
de ligging, bijkans op de gemeentegrens van Heerlen. Commercieel gezien
geen slechte keuze, maar loopt ook hier geen link naar de prestaties in de
bestuursruimten en op het veld?
Roda wordt tegenwoordig bedrijfsmatig geleid, althans dat is de bedoeling,
verliest dientengevolge in rap tempo het contact met de achterban en heeft
haar oorspronkelijke bestaansrecht, zijnde voetbal, naar de achtergrond
verdrongen door het te beschouwen als een produkt ter meerdere eer en
glorie van de heren bestuurders en de sponsoren in het leder van de
business-seats. Kortom: Roda als Parkstadclub heeft niets meer te maken van
de Kerkraadse mijnwerkersclub van weleer sedert zij zwaar tegen de witte
boorden van Heerlen aanleunt.
Het hele Parkstad-idee is dan ook niet geheel toevallig een idee uit de
hoge hoed van Heerlen. De stad die, nadat de mijnindustrie in het Roderland
tot grote bloei was gekomen, Den Haag binnenshuis haalde en dankzij de
staatsmijnen uitgroeide tot Limburgs bestuursstad nummer één. Honderden
Hollandse ambtenaren en weledelgeleerden streken neer rondom de Oranje
Nassau, zij het op veilige afstand, met als resultaat dat Heerlen en
omgeving in snel tempo vervreemden van de streek, zowel qua taal als
gedrag. De pottenbakker van weleer was een sjieke meneer geworden.
Het verschil tussen Kerkrade en Heerlen komt dan ook nergens zo duidelijk
naar voren als in hun beider mijnmonumenten: 'De Mijnwerker' van kunstenaar
Frans Gast en de Kerkraadse variant van Wim van Hoorn, in de volksmond
geliefkoosd als D'r Joep.
Om te beginnen spreekt de standplaats van de beelden al boekdelen. De
Heerlense variant staat opgesteld voor de deur van het plaatselijke
gemeentehuis waar D'r Joep tussen het volk op de markt heeft plaatsgenomen.
Maar het meest in het oog springende is het grote contrast qua
verschijning.
Heerlen herinnert haar Koempel dankzij Gast als een iele en vermoeide
knaap
die zijn koellamp maar met moeite getild krijgt en eenmaal bovengronds zijn
gelaat voor de zon beschermt. Het beeld oogt onderdanig en toont weinig
karakter. Neen, dan D'r Joep. Een stoere, grote, grove en breedgeschouderde
manskerel die rechtstreeks van het kolenfront de wereld vol zelfvertrouwen
tegemoet treedt. Angst en nederigheid lijken hem vreemd, zijn werkplunje
oogt nonchalant en het gewicht van zijn zware metalen lamp dringt niet eens
tot hem door. Met een beetje fantasie hoor je zijn zware schoenen over de
markt stampen op weg naar één van de café's waarover hij waakt en je weet:
als D'r Joep zich roert zul je eens wat beleven. Zijn Heerlense broeder
lijkt zich daarentegen het liefst schichtig uit de voeten te willen maken
om thuis achter de geraniums in de krant weg te duiken.
Ooit was Roda als D'r Joep. De trots van de Oostelijke Mijnstreek. Maar de
mijnstreek is niet meer 'De Mijnstreek' en Roda verkaste naar de Heerlense
gemeentegrens en woont nu in een huis dat de naam draagt van een ambtelijk
verzinsel dat daar verantwoordelijk voor is. Het Roda van de huidige eeuw
lijkt echter meer en meer op het monument van Frans Gast en steeds minder
op de oude held op de Kerkraadse markt.
Roda JC Kerkrade als FC Parkstad. De stap naar FC Limburg komt zo wel
akelig dichtbij.
Koempels gij zijt gewaarschuwd!
A.N. Tipier
Heerlen |
Kerkrade |
(13 februari 2001)
© kpd